De juf gaf hem een 1 voor zijn stage: “Ik denk nog altijd dat het een grap was.”

26 november 2021

Groep 3, Zuid

De klas van de juf zit dit jaar propvol. Met 31 leerlingen en wat ondersteunende krachten. Zoals de verpleger die 24/7 op de leerling met een lichamelijke handicap let. Hij heeft een canule en sondevoeding en is niet ­zin­delijk. De verpleger heeft een vaste plek achter in de klas. En dan is er nog de onderwijsassistent die zich, als ze tijd heeft, een paar uur per week ontfermt over de leerlingen met gedragsproblematiek en leerachterstanden. Er kan zelfs geen stagiair meer bij.

Dat laatste is maar goed ook, want de juf moet nog altijd bijkomen van die van vorig jaar, een man van in de vijftig die een deeltijdopleiding aan de pabo deed. “Hij kwam binnen in van die ouderwetse kleding en maakte totaal geen contact met mij en de kinderen. Een klassieke autist. Ik dacht meteen: dit wordt ’m niet.”

Een keer per week zou hij meedraaien, maar hij was er vaker niet dan wel. Hij had geen vaste of mobiele telefoon en ook geen computer. Om te mailen liep hij naar de bibliotheek in de buurt. “Dan kreeg ik een bericht dat hij de vorige dag niet kon komen omdat hij ziek was. Ja, dat had ik intussen wel begrepen.”

Op de dagen dat hij er wel was, zat hij passief op een stoel naast de juf. Dan probeerde ze een gesprek met hem te voeren over wat hij hiervoor had gedaan.

“Iets in de muziek,” was zijn antwoord.

“O, wat leuk, wat precies?”

Dan bleef het stil.

“Wat vind je leuk aan lesgeven?” was de volgende poging. Maar ook daar gaf hij geen antwoord op. Het enige wat ze van hem wist, was dat hij ooit vwo had gedaan.

Ze had nog nooit zoiets meegemaakt. Dan ging hij voor de klas staan met een voorleesboek en hoefde hij alleen maar verder te lezen vanaf het punt waar de juf gebleven was. Wat volgde was monotoon gemompel en heen en weer geblader. “Hij was continu de draad kwijt. Wie de hoofdpersonen waren en hoe het verhaal verliep.” De kinderen keken met grote ogen naar de juf. Het was zo erg dat ze de volgende dag vroegen of ze het nog een keer kon lezen, omdat ze er niets van hadden begrepen.

Tijdens de rekenles begreep hij zelf de leerstof niet. Dan liep hij de klas rond om te helpen en kwam hij steeds naar de juf toegelopen met een schriftje in zijn hand: “Wat moet je hier precies doen?”

“Dan hebben we het over simpele rekensommen. De kinderen wisten niet hoe ze het hadden. Hij kende ook geen enkele naam. Na zes weken zei hij nog steeds: ‘Jij daar, meisje met die rode trui’.”

Ook het digibord was een no-go. “Met zijn rug naar de kinderen toe stond hij wild op alle knoppen te drukken. Hij snapte er niets van.”

De juf gaf hem uiteindelijk een 1 voor zijn stage. “Denk je dat lesgeven iets voor je is?” vroeg ze retorisch tijdens het beoordelingsgesprek. Hij vond zelf van wel en gaf aan per se een herkansing te willen. “Niet bij mij,” zei de juf.

“Hij moest uiteindelijk door de schoolleiding worden weggestuurd, want hij wilde zelf niet gaan. Ik denk nog altijd dat het een grap was en er ergens camera’s hebben gehangen.”