‘Dat is haram’ roepen is een van de vele manieren om een leerkracht te testen

26 november 2021

Groep 7 en 8, West

De meester vindt wereldoriëntatie veruit het leukste vak om te geven. Waar het kan, neemt hij zijn leerlingen mee naar een Amsterdams museum om de geschiedenis te ­be­leven. “Veel kinderen, uitzonderingen daargelaten natuurlijk, zitten vast in hun buurtbubbel. Die komen de wijk nauwelijks uit. Een museum bezoeken is vaak iets wat ze alleen met school doen.”

Het jaar voor corona is hij nog met zijn klas, met daarin relatief veel leerlingen met een Surinaamse en Caribische achtergrond, naar The Black Archives op de Zeeburgerdijk gegaan. Een beginnend archief voor alles wat te maken heeft met de zwarte geschiedenis in Nederland en de rest van de wereld. Een klein maar indrukwekkend museum. De kinderen keken hun ogen uit. De verhalen over het slavernijverleden waren door de deels tastbare collectie – er waren onder meer slavenkettingen – interessant én confronterend.

Hij houdt ervan zijn leerlingen uit te dagen en te prikkelen, maar bewaakt zorgvuldig de grenzen. Zoals wanneer het gaat over het islamitische geloof en de verschillende stromingen daarbinnen. “Het grootste gevaar is wanneer de Bijbelse geschiedenis niet overeenkomt met wat een bepaalde religie beweert.” De meest zuivere vorm van de Koran is zo’n link onderwerp. Daar waagt hij zich buiten de door school geboden lesmethode dan ook niet aan.

Iets waar hij makkelijk doorheen prikt, en waarvoor sommige collega’s allergisch zijn, is wanneer kinderen roepen dat iets haram is. Oftewel: verboden bij de islamitische wet. Het tegenovergestelde van halal. Het was een keer zo onrustig in de klas, dat hij riep: “Ik denk dat ik even een vriendin ga bellen om een yogales te geven, misschien helpt dat.”

“Dat is haram!” riep een meisje.

“Hoezo?” vroeg de meester. “Ik ken islamitische collega’s die ook aan yoga doen, moet ik ze vertellen dat ze fout bezig zijn?”

“Nee, dat lijkt me niet goed.”

“Nee, mij ook niet. Waarom is het dan eigenlijk haram?”

“Omdat het van een andere religie is.”

“Welke dan?”

“Het boeddhisme.”

“Nou gaan er hier even een paar dingen fout,” zei de leraar. ‘Ten eerste is boeddhisme niet per definitie een religie en ten tweede komt yoga uit het hindoeïsme, en dat is wel een religie. Maar ik heb nog nooit iemand als hindoe zien terugkomen van een yogales.”

Het gesprek eindigde in het advies van de meester om niet meteen bij alles wat de leerling niet aanstond ‘haram’ te roepen. En zijn belofte dat ze echt niet naar yogales hoeft als ze dat niet wil.

Het is dat hij het gedrag herkent. “Een nieuwe collega uit, ik noem maar wat, Heerenveen, zou hier nog weleens kunnen schrikken als een leerling uit het niets roept dat iets haram is. Die denkt meteen dat de hele familie naar school komt om verhaal bij hem te halen.” Terwijl de ouders het meestal ook overdreven en vervelend vinden dat hun kinderen dat zeggen. Het is gewoon een van de vele manieren om een leerkracht te testen.