Groep 5, Centrum
De juf heeft een baaldag. Ze denkt: waarom doe ik dit eigenlijk? En vooral: voor wie? Het is ver na schooltijd. Ze zit in een lege klas achter haar bureau en rondt de laatste dingen af. Een daarvan is het sturen van de nieuwsbrief. Ze drukt op verzenden. Daar gaat het programma van de laatste schoolmaand voor de tweede keer naar de ouders. Ze heeft enorm haar best gedaan het er zo aantrekkelijk mogelijk uit te laten zien, met tekeningen en foto’s erbij, om de kans dat de nieuwsbrief wordt gelezen, te vergroten.
Het resterende programma van groep 5 bestaat alleen nog maar uit gezelligheid. Zoals het plannen van een schoolreisje, nu de versoepelingen het toelaten, en het jaar met z’n allen afsluiten met een feest op school tot ’s avonds laat. Spelletjes in de gymzaal, verstoppertje door het hele gebouw, in de klas een film kijken met popcorn. Misschien hebben de kinderen of ouders ook nog ideeën, en zijn er ouders die willen helpen.
Ze heeft precies dezelfde nieuwsbrief eerder verstuurd, maar geen enkele reactie ontvangen. In het systeem kan ze zien wie de mail heeft geopend – het waren twee mensen in totaal. De rest heeft niet eens de moeite genomen om het te lezen. “Niemand heeft een bericht teruggestuurd met: ‘Hé, bedankt’, of wat dan ook.”
Wat het des te vervelender maakt, is dat ze via haar leerlingen wel vragen van ouders krijgt over het programma. “Dat staat dus allemaal in die brief!” Bij de informatieavond die ze aan het begin van het schooljaar had georganiseerd, kwamen ook maar twee ouders opdagen. “Dat voelt zo lullig.”
Ze baalt van het gebrek aan communicatie met de ouders, maar er speelt ook iets anders. Ze zag onlangs de documentaire Klassen, over kansenongelijkheid in het onderwijs, en werd daar chagrijnig van. Omdat de kinderen in haar klas het over het algemeen hebben getroffen met hun thuissituatie en alle randvoorwaarden aanwezig zijn, maar ze zich daar totaal niet bewust van zijn. Niet dat haar leerlingen daar iets aan kunnen doen, maar het heeft iets verwends, zoals ze zich af en toe opstellen. “Hoe de juffen in de documentaire geknuffeld worden door hun hardwerkende leerlingen, daar kan ik wel jaloers op zijn.”
De juf vroeg na de meivakantie, al wist ze dat het niet handig was, of de kinderen haar hadden gemist. Ze antwoordden: ‘Nee,’ en ‘Jawel hoor, juf,’ maar het voelde niet zo warm als in Klassen. “Al ga ik op mijn kop staan, ze vragen zich nog niet af wat er met me aan de hand is.”
Laatst werd ze ook nog eens na schooltijd gebeld door een vader die het belachelijk vond dat zijn kind moest nablijven. Het gezinsschema was erdoor in de war geraakt, want zijn andere kind moest naar gitaarles worden gebracht. “Dat is toch de omgekeerde wereld?” zegt de juf. De jongen had zijn werk niet af en moest dat in alle rust na schooltijd afmaken, dat was alles. “Als ik vroeger moest nablijven, kreeg ik thuis ook nog eens de volle laag van mijn ouders.”
Het deed haar denken aan een cartoon over ouders anno nu, waarbij niet het kind wordt geconfronteerd met een slecht rapport, maar de leraar moet uitleggen waar die slechte cijfers in godsnaam vandaan komen.