Op kamp: vanaf de tweede dag huilt niemand meer en zijn de ruzies afgelopen

8 december 2021

Groep 8, Noord

Het is herfst en dus tijd voor het lievelingsuitje van de meester: het schoolkamp. Dé manier om herinneringen te maken en de banden onderling te versterken. De lol is al weken voor vertrek begonnen, tijdens de vele kringgesprekken. Met vragen als:

“Gaan we ’s nachts het donkere bos in, meester?”

“Er is toch geen dropping?”

“Vertellen jullie dan enge verhalen bij het kampvuur?”

En de meest prangende: “Bij wie lig ik op de kamer?”

Bij 95 procent van de leerlingen komt de kamerindeling vanzelf goed. Bij een aantal is een gesprek nodig. Vaak gaat het dan om een oude ruzie die nooit is uitgepraat.

Als de kamerindeling is getackeld, volgt een ander jaarlijks terugkerend onderwerp: de spanning van wat komen gaat. “Ik vertel elk jaar zelf eerst dat ik ertegenop zie om naar een groot huis in het bos te gaan, omdat ik een spinnenfobie heb. Dan moeten ze lachen. Niemand die het gelooft, maar het is echt zo: ik ben panisch voor spinnen.”

Als het lachen voorbij is, vertelt hij over zijn angsten. Het is een opening voor de kinderen om ook iets te delen. Vaak komen de verhalen vanzelf, over heimwee en liever in je eigen bed slapen. Zo bleken een broer en zus, die allebei meegingen, nog nooit uit logeren te zijn geweest. Ook daar heeft de meester met de kinderen en hun moeder over gepraat, net zo lang tot ze allebei zin hadden om mee te gaan.

Dan, na een voorbereiding van weken, is de dag eindelijk daar dat ze met de bus vertrekken. Bij aankomst worden de spullen verdeeld over de jongenskamers en de meidenkamers en gaan ze de bedden enthousiast opmaken. In de kamers tussen de leerlingenkamers in liggen de begeleiders. “Wel zo handig als er gekkigheid is in de nacht.” En gekkigheid is er altijd en vaak de eerste nacht. Zoals ook dit jaar, toen de meester een deur hoorde klapperen op de gang. Hij zag het jongetje dat voor het eerst uit logeren was de slaapkamerdeur open- en dichtdoen.

“Wat is er aan de hand?” vroeg de meester. “Ik wil naar huis, ik kan niet slapen,” huilde hij.

De meester ging bij hem zitten om samen de dag door te nemen: wat hadden ze allemaal gedaan en hoe leuk was dat geweest. Het was half twee toen de jongen op zijn kamer in slaap viel.

Zodra alle kinderen de eerste ochtend gehaald hebben, slaat de sfeer om. Zo gaat dat elk jaar. Vanaf de tweede dag huilt niemand meer en zijn de ruzies afgelopen. Alles is alleen nog maar leuk. De ochtendgymnastiek, de spelletjes, het kampvuur.

En de bonte avond natuurlijk, die steevast eindigt met een pyjamamodeshow. “En dan nu alle kinderen met stippen op hun pyjama op de catwalk,” roept de meester dan. “En daarna alle kinderen die eigenlijk graag naar bed willen,” tegen de kinderen die nauwelijks hun ogen nog open kunnen houden. Nog voor middernacht ligt iedereen op een oor.