Slechts één kind bleek ooit in een tent te hebben geslapen, maar niet om te kamperen

8 december 2021

Groep 8, Zuidoost

De meester van groep 8 loopt naar de wereldkaart achter in de klas. “Dit zijn mijn leerlingen,” zegt hij trots. “En de plekken waar hun ouders vandaan komen.” Op de kaart zijn 22 vlaggetjes geprikt. Van Afrika en Zuid-Amerika tot China en Europa. Vanaf elke vlag loopt een touwtje naar een naamkaartje van een leerling met pasfoto, geboortedatum en nationaliteit.

Het spinnenweb aan touwtjes leidt tot een gesprek over begrijpend lezen. Veel toetsen zijn erop gebaseerd. En niet alleen de taaltoetsen, want ook veel rekensommen beginnen met een verhaal. De meester legt het belang van teksten begrijpen vaak uit aan de hand van een lot uit de loterij. “Stel, je hebt een miljoen gewonnen. Wat moet je doen? Je moet snappen wat de spelregels zijn die op het lot staan.”

Voorkennis is belangrijk. Bij een tekst over de kust scheelt het een hoop als je daar ooit bent geweest. Neem de dag dat hij met de klas naar Schoorl ging. “O, kun je in Nederland ook naar het strand? Wat mooi!” riepen ze bij aankomst. Veel van zijn leerlingen bleken nog nooit naar de Nederlandse kust te zijn geweest, laat staan dat ze begrijpen dat met ‘de kust’ vaak het strand wordt bedoeld.

Bij een toets tempolezen ging het eens over kamperen, nog zoiets ogenschijnlijk doodgewoons. Slechts één kind uit de klas bleek ooit in een tent te hebben geslapen, maar niet om te kamperen. “Hij was gevlucht uit Syrië en zat met zijn familie in een vluchtelingenkamp.”

Als voorkennis ontbreekt, is er direct een achterstand. De meester bereidt de leerlingen zoveel mogelijk voor op lastige woorden, zoals tentharingen en scheer­lijnen. “Hoe kunnen we hogere resultaten halen als de toetsen niet aansluiten bij de belevingswereld van deze kinderen?”

In zijn klas kunnen ze allemaal goed rekenen, als het gaat om de kale som en geen verhaalsom. De meester heeft dit jaar een goede lichting, met slechts vier leerlingen op het niveau van groep 6. Deze kinderen lopen dan wel achter, maar zijn enorm streetwise. Hun verbale kwaliteiten zijn groot, en dat helpt ze van alles voor elkaar te krijgen. Op straat en in de klas. Alleen als ze een toets moeten maken, hebben ze geen idee wat ze moeten doen.

Deels ligt dat aan de taalbarrière. Bij 9 van de 22 leerlingen wordt thuis geen Nederlands gesproken en kan niemand helpen met het huiswerk. De meester had daarom tijdens de laatste lockdown met een aantal leerlingen een groepsgesprek met oefeningen. Gewoon samen een boek lezen, praten over de tekst. “Dan heb je tussendoor ook nog een gezellig gesprek over wat ze die avond gaan doen.”

Het gaf hem ook een nieuw inzicht. Een van zijn leerlingen liet het eenpersoonsbed zien waarin ze met haar zus slaapt. “Ze heeft niet eens een eigen bed, hoe kunnen wij dan verwachten dat ze hier om negen uur uitgerust een toets begrijpend lezen komt maken? En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vraag of ze die ochtend hebben ontbeten of niet.”