Na jaren op basisscholen in Brabant en Almere gewerkt te hebben, was het wennen voor de juf op haar nieuwe school in Zuid. Ze viel van de ene verbazing in de andere. Over de rijkgevulde lunchtrommels van de kinderen bijvoorbeeld. “Een boterham met pindakaas was en is een zeldzaamheid.”
Jaren later verbaast ze zich nóg regelmatig over de inhoud van de trommels. Waar kinderen in andere delen van de stad soms zonder eten naar school gaan, zoals ze van collega-leerkrachten hoort, is het hier compleet anders. De kleuters nuttigen frambozen, rode besjes en lychees in de fruitpauze. En de lunchtrommels in de grote pauze, met losse bakjes en compartimenten, zitten vol met noten, hummus, avocadodip en sushi. Maar er komen ook complete maaltijden, rijst en groenten, uit warmhoudtrommels.
“Een nieuwe trend zijn de satéprikkers met stukken ananas, aardbeien, druiven en meloen. Ik denk eerlijk gezegd dat dit het werk is van een au pair. Ja, of ik heb het gruwelijk mis natuurlijk, en de vader of moeder staat dit ’s morgens te rijgen.”
Maar weten de kleuters eigenlijk wat ze allemaal eten of waar het vandaan komt? Het thema deze week is de moestuin. Nu staan de kinderen, zeker in de stad, al wat verder van de natuur af, maar ze kwamen in ieder geval nog in de supermarkt of bij de groenteboer. De bezorgcultuur heeft echter een vlucht genomen: eten komt vaak kant-en-klaar van een restaurant of in maaltijdboxen het huis binnen.
De juf leest voor uit Vos en haas, die samen in de moestuin werken. Ze vraagt of de kinderen een lekker recept kunnen verzinnen met wat er in de tuin groeit. Met een beetje sturing beginnen ze het concept te begrijpen en komen de ideeën.
“Wat groeit er allemaal in een moestuin?”
“Komkommer, tomaat, stokbrood en een ei.”
“Weet je dat zeker?”
“Ja, en een lollypop!”
“Groeit dat ook in de tuin?”
Als het stil blijft, vraagt de juf of alle kleuters hun ogen willen sluiten. Om aan een moestuin te denken en te kijken wat er allemaal groeit en bloeit.
“In mijn tuin groeien alleen maar bloemen,” roept een jongetje.
Als alle ogen na een paar tellen weer open zijn, beginnen de ideeën te stromen.
“Ik ga een soepje maken.”
“En wat gaat daar dan in?”
“Wortel, aardappel, broccoli, bloemkool.”
“Ik ga een avocadomoesje maken voor op brood.”
“Waar ga je die van maken?”
“Tomaat, avocado en komkommer.”
“Lekker. En hoe wordt het dan een moesje?”
“Met een deegroller. Of nee, met een lepel.”
Nadat ze allemaal een tekening van hun recept hebben gemaakt, is de concentratie op. De hoogste tijd voor de fruitpauze. Dus klikken overal trommels vol exotische vruchten en gekleurde spiesen open.