Twee jaar geleden stond de meester ook al voor deze klas, in groep 5. Hij had in die tijd veel ontwikkelingen van leerlingen meegemaakt. Eén kind sprong er in het bijzonder uit. In groep 5 viel het jongetje al op. Omdat hij superslim was en een stuk verder dan de rest, maar ook omdat hij een duidelijk minder leuke kant had. Want als er iets op school gebeurde, zoals ruzie met een ander kind, bleek hij alleen zíjn kant van het verhaal thuis aan zijn moeder te vertellen. Waarop zij direct naar school stormde om haar beklag te doen.
“Het effect van deze beschermende manier van opvoeden was dat hij slinks en manipulatief werd.”
In groep 6, bij een collega van de meester in de klas, ging dat gedrag door. Daar zijn toen veel gesprekken over gevoerd tussen de moeder en de betreffende leraar. “Met als insteek dat hij sociaal niet handig was en anderen daarin meenam. Hij had ook maar een of twee vriendjes, die na verloop van tijd zijn achterbakse gedrag overnamen. Mijn collega heeft er een hele kluif aan gehad om dat in goede banen te leiden.”
Dit jaar zat hij dus weer bij de meester in de klas en er was weinig veranderd. “Als ik hem aansprak op iets, zo van: ‘Hé, kijk je nog even naar deze som?’ schoot hij gelijk in een defensieve houding.”
De meester merkte dat hij zelf overdreven voorzichtig werd als de jongen ruzie had kind of er iets anders speelde. Dan gaf hij hem geen straf om te voorkomen dat hij gedoe met zijn moeder zou krijgen. Maar hij sprak hem er wel op aan. “Op een andere manier dan bij de rest van de kinderen. Dan zei ik: ‘Het is echt niet oké dat jij haar hebt geslagen en nee, het is ook niet goed dat zij jou uitscheldt. Ik spreek haar er straks op aan, maar jou nu ook.’”
“Als ik alleen hem op het gedrag aan zou spreken, kwam de standaardreactie: ‘En zij dan? Weet je wel wat zij gedaan heeft?!’ Ik liep op eieren.”
Tijdens de oudergesprekken rond kerst besloot de meester het anders aan te pakken. “Ik had een open gesprek met de moeder en de jongen en liet weten het niet fijn te vinden altijd negatieve reacties te krijgen wanneer ik hem ergens op aansprak. ‘Fijn dat je dat zegt,’ antwoordde de moeder, ‘want dat gevoel heeft hij ook. Dat je hém altijd moet hebben.’”
Waarna de meester de moeder een aantal praktijkvoorbeelden gaf en hoe haar zoon daarop reageerde. Ze snapte wat de meester bedoelde en leek voor het eerst ook de andere kant van het verhaal te zien.
Na dit gesprek, waarin het oude zeer uit groep 5, dat bij de jongen kennelijk heel diep zat, eindelijk was uitgesproken, veranderde de sfeer compleet. “Sindsdien maken we grapjes die wij tweeën alleen begrijpen.”