Daar zat ze dan. In een bakfiets in het Vondelpark, samen met haar collega van eveneens eind zestig, verkleed als mevrouw Helderder en haar dochter Aagje, het meisje dat nooit vies mag worden, uit Pluk van de Petteflet. “We hadden veel bekijks met onze té roze kleding.”
Verderop in het park zaten twee andere collega’s verkleed als sportvissers, met hengels en viskoffers, aan de rand van de vijver. “Ze zagen er zo goed uit dat ze door de politie officieel gewaarschuwd werden, omdat het verboden is om te vissen in het park.”
Na twee magere jaren hadden ze eindelijk weer met het complete lerarenteam een vossenjacht georganiseerd. Overal in het park zaten, verstopt tussen ‘gewone mensen’, groepjes verklede leraren die door de kinderen moesten worden ontdekt. Waar is Wally, maar dan live.
De juf had hartelijk moeten lachen om de conversaties die eraan vooraf waren gegaan. “De jonge garde opperde om een bel mee te nemen om de spellen te laten rouleren. Dat loopt gewoon vanzelf, zeiden wij als oude rotten. Ze keken ons vol ongeloof aan. We vragen gewoon wat extra ouders, zeiden we, en dan komt het vanzelf goed. Net als met de spellen, die halen we uit het archief: steprace, snoephappen, dat soort dingen. En natuurlijk verliep het op de dag zelf zo soepel als wat.”
Nu ook de laatste juf van haar lichting, van begin jaren negentig, na dit jaar vertrokken is, begint de juf te twijfelen of ze nog zal doorgaan. “Mijn complete peergroep is weg. Ik ben, zonder dat ik daarom heb gevraagd, het geweten van de school geworden. Naast mijn werk voor de klas worden er nu al voortdurend dingen aan me gevraagd: hoe moet dit, waar ligt dat, wat doen we hiermee? Ik snap het wel, maar het is ook best vermoeiend.”
“Er is een nieuwe groep van dertigers, die net als wij destijds de school overnemen. Zij doen alles weer op hun eigen manier. Het is een natuurlijk proces, waarbij ik plaats moet maken.” De jonge collega’s hebben het leuk samen. Ze waren laatst zelfs doorgezakt in een café na een avond vergaderen.
Allemaal tekenen van verbinding, volgens de juf. Al zag ze ook een andere tendens die haar minder aansprak: de ik-cultuur. “Veel jonge juffen en meesters zijn meer bezig met hun eigen carrière en minder met de schoolcultuur en samen iets opbouwen. Ik heb vaak meegemaakt dat nieuwe, jonge collega’s na een paar jaar weer weggingen. Om voor de afwisseling te werken op een andere school of een jaar te reizen voor hun zelfontplooiing. Dan denk ik echt: waar gaat het heen met het onderwijs en de maatschappij?”
En toch blijft ze. Nog een jaar, of misschien wel twee. “Laatst dacht ik, wat ga ik dan de hele dag doen als ik niet meer werk? En wie gaat me vervangen, ook zoiets. Het houdt me enorm bezig. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik in september bij mezelf naga of ik er nog energie van krijg of dat het me leegtrekt.”